Desolate Cultuurdragers; de culturele erfenis van Hongarije

Thema’s > Geschiedenis van Hongarije > Culturele erfenis

Onderstaand artikel is eerder verschenen in Most Magyarul!, hét tweetalig Hongarije Magazine.

horizontal rule

Desolate Cultuurdragers “Die Petöfi was dronken van opportunisme en alcohol.” Júlia houdt er niet van om de geschiedenis te verdraaien. Op een oude man na zijn we de enige aanwezigen in Klub Szoda. Met een glas palinka in zijn rechterhand kijkt hij met een somber gezicht naar buiten. De straten zijn uitgestorven. Op zondag zwijgt men in Boedapest. Hartstochtelijk vertelde ik Júlia over de heldendaden van Sándor Petöfi. De dappere dichter leidde met drie andere Hongaren op 15 maart 1848 een opstand tegen het bewind van de Oostenrijkse keizer Frans Jozef. Júlia’s reactie op mijn enthousiaste verhaal sprak boekdelen. Helaas voor de moedige Magyaren mislukte de revolutie. Petöfi sneuvelde op het slagveld. “15 maart is nu een nationale feestdag in Hongarije. Is het niet geweldig? We vieren dan de poging tot een revolutie,” vult Júlia me ironisch aan. Oh. Ik blader verder in mijn reisboekje en tref een hoofdstuk over de Romeinen aan.

De Globus Reisgids Boedapest is een bruikbaar middel in onzekere tijden. De Romeinse heerschappij reikte tweeduizend jaar geleden onder meer tot aan de Donau. Heden ten dage zijn er in overvloed Romeinse overblijfselen te vinden in Boedapest. “Vertel,” zegt Júlia honend. Hongaren en het instituut geschiedenis hebben een haatliefde-verhouding met elkaar. “Nou, er is een amfitheater in Óbuda,” antwoord ik met bezieling. De Globus stipt het zelfs aan: ‘de fantasie van anderen wordt aangewakkerd door het Romeinse amfitheater in Óbuda, dat doet denken aan het Colosseum in Rome.’ Júlia drinkt haar glas bier leeg, staat op en zegt: “Mooi. Laten we daar dan maar naar toegaan.”

Zondagen zijn dikwijls de langste dagen van de week. Het metrostelsel van Boedapest kent vier kleuren. We gaan voor blauw. Langzaam aan dwalen we af van het historische centrum. Bij station Árpád híd stappen we uit en gaan op zoek naar een bus. De roltrap brengt ons naar boven. Zowel links als rechts van de lange steile roltrap vliegen de verkiezingsposters je om de oren. “Weet je al wat je gaat stemmen?,” vraag ik aan Júlia. “Nee. Maar alles beter dan de communisten, de regerende IGEN-partij”, zegt Júlia vastberaden.

Igen betekent in het Hongaars ja. “Je bedoelt de sociaal-democraten?” Ik verbaas me over haar categorisering. Zonder enige schroom beantwoordt Júlia mijn vraag. “Als jij hen zo wil omschrijven, bedoel ik die ja.” De bushalte bevindt zich in een steriele omgeving. Bus 106 staat al gereed. De buschauffeur is echter in geen velden of wegen te bekennen. De passagiers wachten geduldig op zijn komst. Punctualiteit is een onbekende term in Hongarije. Zeven minuten te laat verschijnt de chauffeur. Zonder de reizigers te controleren begint hij aan zijn dagelijkse ronde. Nog geen tien minuten later komen we aan in een wijk gevuld met grauwe flats uit het laatste kwart van de vorige eeuw. De sierlijke Habsburgse gebouwen in Pest en de statische wijken van Óbuda liggen niet ver van elkaar vandaan. Nieuwsgierig naar de Romeinse restanten wandelen we naar de plek van bestemming. Toeristische bordjes wijzen ons de weg. Het amfitheater is blijkbaar een trekpleister.

Ondertussen scheuren auto’s, al dan niet toeterend, voorbij. Júlia ziet het lijdzaam toe. Ze steekt een sigaret aan en merkt op: “Wist je dat op metrostation Nyugati de Oekraïense sigarettensmokkel grote vormen aanneemt?” We naderen de plaats van bestemming. Voor ons ligt een stenen theater met blubber, onkruid en dood gras. Met recht neemt het de hoedanigheid van een amfitheater aan. Nochtans ben ik zeer benieuwd of de eindverantwoordelijke redacteur voor de Globus nog steeds dezelfde mening is toegedaan. Dit geldt ook voor de eerst verantwoordelijke voor het hoofdstuk over de Romeinen. Ik ga ervan uit dat de Globusredactie bestaat uit een groot aantal leden. Een vergelijking met het Colosseum in Rome is namelijk een tikkeltje overdreven. En dan druk ik me nog zwak uit. Júlia lacht misprijzend. Hardop fantaseer ik wat voor grote evenementen in dit theater ooit hebben plaatsgevonden. In ieder geval gladiatorengevechten, toneel, muziek, zang en sportwedstrijden. Uiteraard met goed gevulde tribunes. Op het grasveld vlakbij de tribunes tref ik een afvalbak aan. Naast de overvolle bak ligt voornamelijk afval.

Eén van de traptreden voor de ingang is bezaaid met sigarettenpeuken. Het Romeinse amfitheater fungeert anno 2006 als hangplek voor jongeren. Aldus bekleedt het nog steeds een maatschappelijke functie. Beneden in de omliggende gracht lopen twee kwispelende honden. De terugkeer van Romulus en Remus? De honden zijn vooral bezig met het afbakenen van hun territorium. Ik frons mijn wenkbrauwen en kijk Júlia radeloos aan. Ze heeft iets anders aan haar hoofd. “Ik snak naar bier. Honger heb ik trouwens ook,”zegt Júlia knorrig. Met de neerhangende zon in Óbuda keren we terug naar Pest. De grijze Donau stroomt zacht kabbelend richting Kroatië. Aan het gotische sgebouw hangt fier de Hongaarse vlag. De vlag van de Europese Unie vormt gezelschap. “We gaan niet naar McDonalds of Burger King. Het is al erg genoeg dat deze ketens het straatbeeld in Pest domineren,” zegt Júlia ontstemd. “Laat staan het eten daar.” Het zijn barre tijden voor cultuurdragers.

Tim Baas

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *